Rasstandaard Klein Brababandertje

05.03.2003/NL
FCI Standaard Nr. 82

Klein Brabandertje

Vertaling: Mevr. Liliane De Ridder-Onghena.
Land van oorsprong: België.
Datum van publicatie en in werking treden standaard: 25.03.2003.
Aanwending: Waak- en gezelschapshondje
Classificatie: F.C.I. Groep 9: Gezelschapshonden.
Sectie 3: Kleine Belgische hondenrassen. Zonder werkproef.

Kort historisch overzicht

Deze drie rassen (Brussels Griffonnetje, Belgisch Griffonnetje en Klein Brabandertje) zijn ontstaan uit een klein ruwharig hondje “Smousje” genaamd; dat reeds eeuwenlang in de Brusselse omstreken voorkwam.

In de 19e eeuw werd er ingekruist met de King Charles Spaniël en de Mopshond, hetgeen hem zijn zwarte en korte beharing gaf en het huidig rastype werd gefixeerd. Deze kleine hondjes waren zeer waakzaam en werden gefokt om de koetsen te bewaken en de stallen vrij te houden van knaagdieren.

In 1883 werden de eerste Brusselse Griffonnetjes ingeschreven in het LOSH (Livre des Origines St-Hubert). Het betrof hier Topsy (LOSH n° 163) en Foxine (LOSH n° 164). Rond 1900 was het ras zeer populair, ondermeer dankzij de koninklijke belangstelling van Marie-Henriëtte, Koningin van België. Talrijke hondjes werden naar het buitenland geëxporteerd en hebben bijgedragen aan de verspreiding en populariteit van het ras.

Algemeen beeld

Klein gezelschapshondje; intelligent; evenwichtig; alert; fier; robuust; nagenoeg vierkant; met goed bot; maar tevens elegant in zijn beweging en bouw. Hij trekt de aandacht door zijn bijna menselijke expressie.
De twee Griffonnetjes zijn ruwharig en onderscheiden zich door hun kleur; terwijl het Klein Brabandertje een korte vacht heeft.

Belangrijke verhoudingen

De lichaamslengte; gemeten van de boegpunt tot de zitbeen punt moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de schofthoogte.

Gedrag/karakter

Een klein; evenwichtig hondje; alert; fier; zeer gehecht aan zijn meester; zeer waakzaam. Niet angstig (schuw) noch agressief.

Hoofd

Dit is het lichaamsdeel dat het meest karakteristiek is en dat bij het ras het meeste in het oog springt. Het hoofd is vrij groot in verhouding tot het lichaam en heeft een bijna menselijke uitdrukking. Bij de Griffonnetjes is het haar hard; rechtopstaand en warrelig; het is langer boven de ogen; op de neusrug; de wangen en de kin en vormt het hoofdgarnituur.

Schedelgedeelte

Breed en rond. Het voorhoofd is goed gewelfd.
Stop: Zeer sterk benadrukt.

Snuitgedeelte

Neus: Zwart. De neus bevindt zich op dezelfde hoogte als de ogen. De neus is breed en de neusgaten zijn goed geopend. De neuspunt is naar achteren gekanteld; waardoor in profiel gezien; kin, neus en voorhoofd op éénzelfde lijn liggen.

Snuit: De neusrug; neus inbegrepen is zeer kort en zal niet 1,5 cm overschrijden. Bij het Klein Brabandertje lijkt een correcte neusrug wat langer; door het ontbreken van het garnituur. Een niet gekantelde (opgewipte) neusrug; evenals een neus met de bovenzijde onder de verbindingslijn tussen de ogen; geven een verkeerde expressie en zijn zware fouten.

Lippen: Zwart. De boven- en onderlip sluiten strak en dicht aaneen. De bovenlip mag geen hanglip vormen en bedekt niet de onderlip. Een te losse bovenlip schaadt de gewenste expressie.

Kaken / gebit: De onderkaak is goed opgebogen naar boven; zij is breed; niet puntig en steekt voor de bovenkaak uit. Het ras is een ondervoorbijter. De zes snijtanden van iedere kaak zijn bij voorkeur regelmatig ingeplant; in rechte lijn; en boven en onder mooi evenwijdig aan elkaar. De mond moet goed sluiten, waarbij noch de tanden; noch de tong zichtbaar zijn. De breedte en het vooruitsteken van de kin zijn van groot belang voor de gewenste expressie. Er moet opgelet worden dat er geen snijtanden ontbreken.

Ogen: Goed uit elkaar geplaatst; groot en rond; nooit uitpuilend. Bruine kleur; zo donker mogelijk. Zwart omrand; en bij voorkeur zonder het wit van de oogbol te laten zien. Een klein oog of ovaal of lichtgekleurde ogen zijn een fout.

Oren: Klein; hoog aangezet; met voldoende afstand tussen beide oren. De niet-gecoupeerde oren worden halfopstaand gedragen en vallen naar voor. Te grote oren zijn ongewenst; evenals opzij van het hoofd neerhangende oren. Gecoupeerde oren zijn puntig en recht opstaand. Zowel gecoupeerde als niet-gecoupeerde oren worden als evenwaardig beschouwd.

Hals

Middelmatig lang; gaat harmonisch in de schouders over.

Lichaam

De lichaamslengte moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de schofthoogte. Het algemeen voorkomen is een vierkant en krachtig hondje.

Schoft: Licht uitkomend.

Rug: Recht; kort en sterk.

Lendenen: Kort en gespierd; zeer licht gewelfd.

Kruis: Breed; vlak of zeer licht hellend.

Borstkas: Breed; diepte tot aan de ellebogen. Het sternpunt is aangeduid; hetgeen in profiel gezien een licht vooruitkomende voorborst geeft. De ribben zijn goed gewelfd; maar niet tonvormig of te vlak.

Onderbelijning: Buik licht opgetrokken; flanken goed uitkomend.

Staart

Hoog aangezet en tamelijk hoog gedragen. De gecoupeerde staart is met 2/3 van zijn lengte ingekort. De niet-gecoupeerde staart wordt omhoog geheven gedragen; met de staartpunt gericht naar de rug; zonder deze te raken en zonder opgerold te zijn. Een van nature korte staart; gebroken of over de rug gerolde staart is een ernstige fout.

Ledematen

Voorste ledematen:

Algemeen beeld: De voorbenen evenwijdig geplaatst; hebben een goed bot en staan voldoende ver uit elkaar.

Schouders: Normale schouderhoeking.

Ellebogen: Goed aanliggend bij lichaam.

Polsen: Stevig.

Voeten: Klein; rond; noch naar binnen noch naar buiten gericht. De tenen zijn dicht bij elkaar geplaatst. Het is een fout wanneer de tenen aan elkaar verbonden zijn. Dikke voetkussens en zo donker mogelijk. Nagels bij voorkeur zwart en zo gepigmenteerd mogelijk.

Achterste ledematen:

Algemeen beeld: De achterste ledematen hebben een goed bot en zijn evenwijdig geplaatst; de hoeking is in harmonie met de voorste ledematen.

Knie: Voldoende gehoekt.

Hakken: Goed laag geplaatst; van achteren gezien noch te dicht noch te wijd uit elkaar.

Voeten: Zie voorvoeten. Hubertusklauwen zijn niet gewenst.

Gangwerk

Krachtige; evenwijdige beweging van de ledematen; met goede achterhandsstuwing. Steppen en telgang zijn fouten.

Vacht

Haarkwaliteit

Het Brussels Griffonnetje en Belgisch Griffonnetje zijn ruwharig met ondervacht. Het haar is van nature ruw; licht gegolfd; niet gekruld; maar wel getrimd. Het haar moet voldoende lang zijn om de textuur te kunnen beoordelen. Een te lange vacht schaadt het silhouet en is niet gewenst. Zijdeachtig haar of wolachtig haar zijn een zware fout. Het Kleine Brabandertje heeft een korte vacht. De vacht is stug; glad aanliggend en glanzend; maximale lengte is 2 cm.

Hoofdgarnituur

Bij de Griffonnetjes begint het garnituur (baard en snor) onder de neus-oog lijn en strekt zich uit van oor tot oor; de snuit en de wangen goed bedekkend met dicht haar; dat langer is dan op de rest van het lichaam. Boven de ogen moet het haar langer zijn dan op de rest van de schedel en vormt daar de wenkbrauwen.

Kleur

Brussels Griffonnetje: Rood, rossig; wat zwart aan het hoofdgarnituur wordt getolereerd.

Belgisch Griffonnetje: Zwart; black&tan. De tan aftekeningen moeten zuiver zijn en een diepe kleur hebben. Ze bevinden zich aan de voorbenen; van de voeten tot aan de polsen en op de achterbenen van de voeten tot aan de hakken. Aan de binnenzijde van de ledematen lopen ze hoger op. De aftekeningen komen ook voor op de voorborst; de wangen; de kin; boven de ogen; aan de binnenzijde van de oren; onder de staart en aan de anus. Het zwart mag gemengd zijn met roodbruin; hetgeen toegelaten is; alhoewel het zuiver zwart en het zuiver black&tan de voorkeur hebben.

Klein Brabandertje: Zelfde kleuren als bij de Griffonnetjes. Heeft een donker masker. Grijs in het masker van oudere hondjes mag niet bestraft worden.

In de drie rassen worden enkele witte haren op de voorborst getolereerd; maar zijn niet gewenst.

Gewicht

Varieert van 3,5 kg tot 6 kg.

Fouten

Al wat afwijkt van wat hier vermeld wordt; dient als fout aangerekend te worden. De bestraffing volgt in evenredigheid tot de graad van afwijking.

Uitsluitende fouten

  • Elk teken van agressiviteit; zeer angstig.
  • Gedepigmenteerde neus of een andere kleur dan zwart.
  • Constant zichtbare tong wanneer de mond gesloten is.
  • Scheve onderkaak.
  • Bovenkaak die voor de onderkaak uitsteekt.
  • Andere kleuren dan deze in de standaard vermeld; zoals grijs; blauw & tan; bruin & tan; leverkleurig.
  • gelijk welke witte vlek.

N.B.

  • De reuen moeten twee ontwikkelde testikels hebben die volledig in het scrotum afgedaald zijn.
  • Alleen gezonde honden die in staat zijn om de functies uit te voeren waarvoor ze geselecteerd zijn en waarvan de morfologie typisch is voor het ras, kunnen worden gebruikt voor de voortplanting.